Zeehond Sam en kleine Sammie beleven samen opnieuw een avontuur in het ziekenhuis. Lees of luister maar…
Albert en Henk rijden langs de Westerschelde. Stiekem hopen ze nog eens een glimp op te vangen van Sam en Sammie. Tot hun grote vreugde, maar ook verbazing komen de twee zeehondjes net het water uit. Sammie moet verschrikkelijk hoesten en het snot druipt uit zijn neus. Sam is heel bezorgd over Sammie. Het lijkt wel alsof ze op de ambulance hebben gewacht. Henk en Albert kijken elkaar aan; ze twijfelen geen moment. Kom maar, we nemen jullie nog een keertje mee naar het ziekenhuis in Terneuzen.
Daar aangekomen worden ze meteen in bed gestopt. Sammie krijgt een lepel hoestdrank en een pilletje en daarna gaan de lichten uit. Het is de bedoeling, dat ze gaan slapen. Maar Sammie is nog klaarwakker.
– Sam, ik kan niet slapen, ik ga zwemmen.
– Huh, zwemmen? Waar wil jij zwemmen?
– In het water natuurlijk Sam, waar anders?
– Je bent toch ziek?
– Ikke? Ben ik ziek?
– Huh, ja, jij bent een beetje ziek en daarom moet je gaan slapen.
– O, maar als ik kan zwemmen, ben ik zo weer beter.
– Er is hier geen water, dus ga slapen.
Zucht, zucht… Sammie trekt een lelijke snoet, hij woelt en woelt in zijn bed alle dekens om. Zijn bed kraakt en ook Sam kan de slaap niet vatten.
– Sam ik kan echt niet slapen, ik ga zwemmen.
– Huh, Sam strijkt langs zijn snorharen. Ruik jij dan water?
– Nee, wel vreemde luchtjes.
– Precies, die horen bij een ziekenhuis en in een ziekenhuis is geen zee om in te zwemmen.
Sammie glijdt uit zijn bed en zuchtend volgt Sam zijn voorbeeld. Ze gluren stilletjes door een spleet van de deur… Niemand te zien. Er staat wel een vreemd ding op wieltjes.
Weten jullie wat dat is?
Floep… Sammie zit al in het wagentje.
– Huh, wat doe je nu Sammie? Kom er uit.
Maar Sammie is dat niet van plan; dus wurmt ook Sam zich in het wagentje. Met zijn staart raakt hij een rode knop en… Zoefff… Tot hun grote schrik rijdt het wagentje de lange stille gang in. Steeds harder en harder.
– Ik vlieg, ik vlieg, we vliegen Sam. Hoera, we vliegen, roept Sammie blij.
Ze roetsjen gang in en gang uit. Gelukkig is het stil op de gangen. Zou iedereen slapen?
Dan… O, jeetje… Sam en Sammie slaan verschrikt hun zwemvliezen voor hun ogen.
Ze koersen regelrecht op twee grote grijze flapdeuren af…
O jee, help! Een grote gil en nog eentje…
Ze vliegen door de flapdeuren en daar…
Sam en Sammie staren in de verbaasde ogen van mensen met groene mondkapjes en groene mutsjes.
– Help, het is hier carnaval en ik haat carnaval, gilt Sammie.
Weten jullie wie dat zijn met die groene mondkapjes en groene mutsjes op?
Nee, natuurlijk is het geen carnaval, het zijn de dokters en verplegers in de operatiekamer, maar dat weten Sam en Sammie niet.
Van de schrik draait Sammie aan een wiel en Sam drukt op de rode knop en… Roetsj…
ze vliegen weer door de flapdeuren naar buiten.
“Zie jij wat ik zie?” vraagt de dokter met grote verschrikte ogen aan zijn assistent.
“Dat zijn toch zeker geen zeehonden? Knijp mij eens in mijn arm, ik droom toch niet?”
Met vliegende vaart sjezen Sam en Sammie verder door de lange gangen.
Dan zien ze een open deur en…
– Hoera, water, roept Sammie.
Ze zijn in de tuin van het ziekenhuis beland en Sammie duikt de grote vijver in. Hij kan zijn geluk niet op.
– Hé, kan je niet uitkijken? roept Kreukeltje, het chagrijnige egeltje.*
– Wat fijn Kreukeltje, om jou te zien; wat doe jij hier, ben jij soms ook ziek?
– Welnee Sammie, ik ben op reis en ik wil even zwemmen.
Ook Sam neemt een verfrissende duik. Lekker. Ze spetteren, duiken en spelen tikkertje tot ze doodmoe in slaap vallen.
Intussen is het hele ziekenhuis in rep en roer. Waar zijn die zeehondjes nu toch? Na uren zoeken worden ze slapend ontdekt op de rand van de vijver.
“Sssst.”
De volgende ochtend wordt Sammie door het zonnetje gewekt.
– Sam, weet je wat ik gezien heb?
– Humm, wat dan, bromt Sam slaperig.
– Ik reed in een raar ding op wielen, kon vliegen, heb carnaval gezien, en ook mijn vriendje Kreukeltje.
– Onzin, zegt Sam, Kreukeltje is op reis, je hebt gedroomd.
PLONS… Sammie duikt onder de waterlelies weg. Sam wrijft zijn ogen uit en nog eens:
– Sammie waar ben je?
– Hier, hier… en dan is Sam ook eindelijk wakker en glijdt het water in.
“Kijk die twee zeehondjes eens fijn spelen, volgens mij zijn ze weer helemaal beter,” zegt dokter Bart tegen verpleegster Els.
* Zie ook: “Kreukeltje, het wijze egeltje, dat soms chagrijnig is.” ISBN: 978-94-91528-13-2
Dit verhaal is belangeloos geschreven door Ineke d’Achard van Enschut.
De tekeningen zijn gemaakt door José d’Achard van Enschut.